dinsdag 13 augustus 2019

Drie dolle dagen - 2

Gezien de reacties op het voorgaande blogje heb ik het idee dat men ernstig medelijden met ons had. Dat wil ik wel even rechtzetten. Als je met de auto naar Turkije gaat, dan weet je dat je dit soort taferelen kunt verwachten. Vier uurtjes in de rij bij Kapikule... Ik heb wel gehoord van mensen die er zeven uur hebben gestaan. Je stelt je er op in. Voldoende water in de auto en voldoende eten. De kinderen kijken er niet meer van op. Die gaan liggen en slapen.

Grappig is wel dat zo gauw zo’n opstopping ontstaat bij een grens dat dan opeens de mannen achter het stuur vandaan komen. Ze gaan roken, even lopen en slapen. De vrouw mag dan even de regie overnemen.

Nadat we om half drie ‘s nachts Hongarije binnen reden zochten we dus een groot wegrestaurant met wat voorzieningen. Op het navigatiescherm van mijn auto kun je precies zien wanneer ze komen en welke faciliteiten er zijn.
Na een kwartiertje parkeerden we de auto dus en vielen in slaap. Ik werd rond zes uur wakker. Het was al weer licht. Er was een toiletgebouwtje met wasgelegenheid en een restaurantje voor koffie. Daar was het drukker dan bij het sanitair... Wel lekker zo’n kopje koffie dan. Rondom allemaal lotgenoten. Binnen in de auto’s slapende mensen, op de stoep, in de grasveldjes. Overal.

Na het opfrissen en het opruimen van de auto, dat wil zeggen chipszakjes, snoeppapier, lege flesjes enzovoort doorrijden dan maar weer. Nog 1500 kilometer ‘maar’... En ‘s avonds om negen uur reden we dan eindelijk onze straat in. Op dat moment denk ik dan:” Dit was de laatste keer. Gekkenwerk.”
Nu, twee dagen later denk ik:” Ach. Over twee of drie jaar gaan we mooi richting de Zwarte Zee. Daar zijn we nog nooit geweest. En we hebben al een uitnodiging van mensen die daar wonen. Dus we zien het wel weer.

Het bijkomen van zo’n reis kost een dag en een nacht. Inmiddels zijn bijna alle koffers uitgepakt, de was gedraaid en zijn we al weer gewend aan ons eigen heerlijke bed, onze geweldige douche en toilet. En op naar Sinterklaas maar weer zeg ik dan altijd. De pepernoten heb ik nog niet gezien. Maar dat zal niet lang meer duren.

zondag 11 augustus 2019

Drie dolle dagen - 1


Het moest er toch echt van komen. Woensdag nog even een laatste bezoek aan oma in Adana en even een paar laatste boodschappen voor de reis.

Donderdagochtend om half zeven reden we dan weg. Nagezwaaid door de achterblijvers. Drie reisdagen voor de boeg. 3500 Kilometers te gaan. 

De eerste dag was een dag zonder grote problemen. Ik had een hotelletje geboekt vlak voor de grens in Kapikule. Na duizend kilometer lekker een hotelbedje met douche in een plaatsje met wat vertier en de mogelijkheid tot een laatste keer lekker goedkoop uit eten. Het plaatsje heette Kirklareli en het voldeed aan de verwachtingen. Om een uur of negen arriveerden we na een voorspoedige reis met alleen een uurtje file in Istanbul waar je natuurlijk een van de bruggen naar Europa moet oversteken en dat precies in de avondspits zodat je aan file echt niet ontkomt. Dat uurtje was dus eigenlijk een meevaller.

Dat was dan ook de laatste meevaller. De volgende dag reden we om half zes weer weg uit het hotel. Ik wilde vroeg bij de grens zijn om de ergste drukte te ontlopen. Willen en willen is echter twee... Ik denk dat er meerdere op dat idee waren gekomen. 

Om zes uur stonden we voor de grens. En pas na een half uur ontstond er iets van beweging in de rij. Waar ik al bang voor was klopte dus. Druk. Druk. Druk. We moesten zes loketten passeren en bij elk loket et bijbehorende slagboom wordt er iets gevraagd of gecontroleerd. Uren en uren sta je te wachten. Auto voor auto voortkruipend.  Uiteindelijk hebbben we er vier en een half uur over gedaan om Bulgarije in te 
komen. Om half elf reden we langs het laatste loketje. Nadat een sproeier je auto even bedruppelde. “Desinfection’ staat er bij. Hoe onvriendelijk. Alsof je iets besmettelijks hebt. En daar moet je ook drie euro voor betalen aan een juffrouw. Allemaal. Al die duizenden auto’s. Pure geldklopperij. Van verbroedering tussen volken is dan ook geen sprake. Als Bulgarije het nodig vindt om alles uit Turkije op die manier te moeten behandelen dan kun je je voorstellen hoe dat overkomt. En hoe er over Bulgaren wordt gedacht. Die gevoelens zijn dus echt wederzijds. Dat wordt nooit meer wat. 
Er is nog een lange weg te gaan in Zuid-Europa. Letterlijk en figuurlijk. 

Doorrijden dan maar. Vanuit EU-land Bulgarije naar niet EU-land Servie in na 500 kilometer. Geen probleem. Slechts twee uurtjes in de rij. Alleen auto’s waarin rokers zaten werden erg streng gecontroleerd. Sigaretten zijn erg goedkoop daar. Een euro per pakje of zo. Smokkelen wordt dan een optie denk ik.  Bij een aantal gaat alles eruit. Koffers open, alles wordt dan betast en bevoeld op zoek naar contrabande. Honden erbij. Je bent dan nog niet klaar en verliest kostbare tijd. Er was een periode dat mensen dat voor probeerden te zijn door in de paspoorten een briefje van tien euro te steken. Of een slof sigaretten ter verbroedering aan te bieden aan de douanier. Die tijd is gelukkig voorbij. 
Wij hebben nooit last. Ze kijken de paspoorten na, noemen de namen en dan moet je ‘ja’ zeggen. Voor de vorm even de kofferklep open en dan is het ‘Gute Fahrt’.

Het gaf me moed. Ik dacht mooi op tijd Hongarije in te kunnen. Mooi weer in een hotel. Voor twaalf uur inchecken. Servie - Hongarije. Dat moest lukken. Zo streng zou er daar vast niet gecontroleerd worden had ik me bedacht. Hooguit twee uurtjes wachten hoopte ik. 

Om half negen echter begon de rij al. Nog niet eens bij de grens, maar op de snelweg al. Drie kilometer voor de grens. Muurvast. Hetzelfde tafereel als in Kapikule. Uren en uren wachten. Servie uit.  Die controle stelde niks voor. Hongarije in. Dat is andere koek. Die willen geen vluchtelingen. Die willen eigenlijk iedereen van top tot teen controleren. En eigenlijk ook elke auto. En dat doen ze dan ook. Tien rijen auto’s. Meter voor meter naar voren als er weer iemand door mag. Als de slagboom open gaat en de man of vrouw met de epauletten met zijn duim zwaait. 

Vijf uren hebben we in de rij gestaan. Om half drie reden we Hongarije in. Te laat voor een hotel. Dan maar op een parkeerplaats bij een groot wegrestaurant met voorzieningen even de ogen dicht.
Wordt vervolgd...

Quenaba beach ...

Dat klinkt exotisch toch? Omdat het strand bij het zomerappartement toch wel wat te wensen overliet, te warm water, oud strandmeubilair, vies zand en vooral veel plasticafval kwamen we via familie te weten dat er een half uurtje verderop een betaald strand was. Met helder water zonder kiezels en rotsen en ook met horeca.

Reden genoeg om hier werk van te maken. Uiteindelijk reden we met drie auto’s achter elkaar aan en na een half uurtje stonden we dan ook voor een slagboom met een wachtershuisje en een vent die geld incasseerde. Grote borden gaven aan dat je geen zelf meegebrachte etenswaren mocht meenemen. “Ja ja”  dacht ik... “In Turkije zeker”. Dat klonk wel erg ongeloofwaaardig, maar we besloten toch om de koelboxen en tassen met koekjes en drinken nog maar even in de auto te laten. Die auto mocht overigens nog net niet op het strand worden geparkeerd, maar wel zo dichtbij dat je niet ver hoefde te lopen.

Lopen: over witte plankieren naar in rijen van 25 opgestelde strandstoelen onder een afdak tegen de zon. Lopen: over zand wat met je blote voeten niet begaanbaar was vanwege het grill-effect.
Over zand wat het dan toch in mijn ogen weer net niet heeft. Net weer iets te donker van kleur en veel en  veel te veel witte sigarettenpeuken die echt overal opduiken. In Turkije wordt nog heel veel gerookt, vooral door de jongeren. Mannen met name...Vrouwen doen het ook, evenveel, maar die doen het vaak stiekem. De cultuur schrijft voor dat je niet rookt in aanwezigheid van ouderen of van mannen. Ik heb daar profijt van gehad, want de mensen in de familie die roken deden dat niet waar ik bij was. Ook omdat ze wisten dat ik een ex-roker ben, maar het hoort blijkbaar niet.
Zo kwam ik ook niet in de verleiding dus.

Met het water was niks mis in Quenaba-beach, wel wat te warm, maar mooi helder en lang ondiep. Buiten een lijn met plastic kegels was een platform voor de kinderen die daar bommetje konden doen.
Links van het strand was een restaurant waar een enorme luidspreker-box de hele dag tophits over het strand schalde. Ook een soort cabines met bankjes en gordijntjes en prive-opgang naar het strand. Die kun je huren met je geliefde denk ik. Verder ook mooie douches en kleedruimtes.

En... een camping. Een hele echte camping. Met caravans. En een eigen stuk strand. Ik kon het niet nalaten om er even overheen te lopen. Helaas... het waren vooral seizoensplaatsen. Met permanente luifels, buitenkeukens Turkish Style en heel veel vlaggen en afbeeldingen van Ataturk. Hetgeen vaak een statement is dat je aangeeft seculier te zijn en dus eigenlijk niks van de AKPartij moet weten. Deze mensen hebben ook vaak stickers met de handtekening van Ataturk op hun auto.
Dit gaf voor mij aan dat kamperen in Turkije dus wel bestaat, maar voor een selecte groep die er moderne opvattingen op na houdt.

Quenaba beach. Na een paar uurtjes hebben we er even gegeten op het terras van het restaurant. Hier waren nog luxere strandstoelen te huur. Op mooier geverfd hout en wat hoger dan het strand. En met cocktails, bier en wijn op afroep beschikbaar.

Mert en Ebru vonden Quenaba-beach het overigens afleggen tegen het strand bij Kas en Kalkan een paar weken terug. Helderder water, koeler en schoner. En gratis. Quenaba-beach kostte 25 Lira per persoon. Voor de toegang en het parkeren. En... de koelboxen konden uiteindelijk gewoon uit de auto en niemand die er iets van zei. De vooruitgang heeft even tijd nodig soms... En oude gewoontes verander je niet zomaar. Zelfs niet op Quenaba-beach.

Wordt vervolgd




maandag 5 augustus 2019

De staart van de vakantie

Op dit moment is het een graadje of 35. Ik zit op het terras bij het zwembad in de schaduw onder het genot van een kopje koffie (32 cent) dit blogje te schrijven. En ik zou willen dat we niet in de staart zaten, maar nog maar aan het begin. Toch is het zo. Maandag is het. Normaal het begin van de week. Nu ook, maar het begin van de laatste week hier.

Inmiddels is het hier wat drukker met familie. Vanmorgen een zeer uitgebreid ontbijt gehad van een oom en tante. Daar ben je zo een paar uurtjes mee druk. En voorde rest van de tijd vullen de dagen zich met opstaan, zwemmen, eten, rusten, zwemmen, winkelen,  eten en flaneren over de boulevard van Arpacbahsis.

Arpacbahsis kent een eenvoudige strandcultuur. Het geheel is wat opgeknapt sinds 2004 toen we hier voor het eerst waren. Er is nu een asfaltboulevard en er is straatverlichting. Die doet het niet altijd overigens. Vorige week was een deel uitgevallen en vele neringdoenden moesten hun waren slijten in het donker. Niet echt een succes.

De boulevard is een paar kilometer lang en iedereen die wat te verkopen heeft, of ergens handel in ziet kan er terecht. Een stoel van Hartman met dito tafeltje, een koelbox met koude flesjes water die je voor een Lira verkoopt, inkoop 0,50 lira, is al genoeg. Verder: Maistenten. Een ketel met water en je kookt de mais die je vervolgens verkoopt voor drie Lira. Wordt zeer veel verkocht. IJstentjes, sierraden die door moeten gaan voor ‘echt’ goud, speelgoed, schoenen, kleding en noem maar op. Maar ook potten en pannen, drogisterij-artikelen en plastic. heel veel plastic. Afwasteiltjes, voorraadbakjes in duizend soorten en maten en noem maar op. Henna-tattoo’s, ritjes in een flight-simulator en zeer veel kindervermaak. Kermisachtige dingen zoals de boksballen die je voor punten zo hard mogelijk moet raken, autootjes waar een munt in moet en die gaan schommelen, ballenspelen en noem maar op. Kinderen zijn hier heilig. Die gaan ook echt niet slapen als het donker is, dan begin het pas.

En natuurlijk groente en fruit. Kersen, druiven, abrikozen, cactusvruchten, vijgen, bananen, watermeloenen, gele meloenen, pruimen, peren, appels en wat er nog meer ligt. Voor weinig in elk geval. Een kilo kersen voor 5 Lira, 0,80 cent. Druiven dito prijs. Gewone lekkere druiven waar we in Nederland onze neus voor ophalen. Een reuzezak vol voor ene paar centen. Met pitjes natuurlijk.

Kleding, benzine, onroerend goed, voedsel, behalve vlees en vele andere zaken zijn hier beduidend goedkoper dan bij ons. Witgoed daarentegen is belachelijk duur. Een eenvoudig tosti-ijzer wat je bij de Action scoort voor een tientje of zo, kost hier dertig euro. Stofzuigers, wasmachines, waterkokers en dergelijke zijn hier echt duur. Ook voor PC’s en de bekende Apple en Samsung-producten betaal je hier de hoofdprijs.

En nu ga ik het water maar weer eens in. Wordt vervolgd.

vrijdag 2 augustus 2019

Dag 19 en 20

Weinig te melden vanuit Turkije. De loomheid en luiheid is een beetje toegeslagen en gisterenavond begonnen we zelfs over de planning van de terugreis. Daar waar ik eigenlijk nog helemaal geen zin in heb, maar wat wel gepland moet worden aangezien we zo’n 3500 kilometers van ons huis verwijderd zijn.

Zondag krijgen we inwoning. Fatma’s moeder, broer, vrouw en drie jongens komen ons gezelschap houden. Een uitbreiding van zes personen. Dan is het wel even inschikken met de beschikbare ruimte. Mert en Ebru verheugen zich hier erg op. Helaas voor hun gaan wij toch woensdag of donderdag de terugreis aanvaarden. Gelukkig gaat het zwembad morgen weer open. Het zullen een paar gezellige, maar wel drukke dagen gaan worden.

De afgelopen dagen is er weer flink gewinkeld. Nu in Forum, het equivalent van Optimum in Adana. Hiervoor moeten we naar Mersin rijden. Een ritje van een half uur over een drukke verkeersweg met een stoplichtje of duizend ongeveer. Als je dan bij Forum aankomt wordt je auto gecontroleerd met spiegels en moet de klep open. In de parkeergarage is dan plek genoeg en het is gratis.

Forum bestaat uit vier verdiepingen die je allemaal helemaal door moet lopen om boven te komen. En andersom. Net als bij Ikea. De hele winkel door om bij de uitgang te komen. Boven is dan het bekende fastfood gebeuren waar het altijd enorm druk is. De meeste mensen eten daar ‘Iskender’ , een typisch product wat bij Mersin hoort. Dunne plakjes lamsvlees gedrapeerd over een plat broodje en dan overgoten met een tomatensaus en yoghurt.
In een goed restaurant zal het wel lekker zijn, de fastfood variant lust ik niet. De saus is te overheersend en laat het onderliggende broodje een transformatie ondergaan tot een papachtig iets.
Maar geen nood, je kunt kiezen uit honderd andere restaurants. En voor de dorst is er een halve of hele liter cola. Dit wordt in onvoorstelbare hoeveelheden verkocht. Ook in de supermarkten. Zo’n grote fles van twee of drie liter kost omgerekend tachtig cent, dus als je niet uitkijkt drink je het als water omdat het bijna gratis lijkt. Dat is meteen het risico van het winkelen, je gaat toch weer zitten en eten omdat het zo goedkoop is. Een flink menu kost drie euro omgerekend en dan heb je echt genoeg. Ook in calorieën natuurlijk...

Wordt vervolgd

Rijen…

 … Bij de Bulgaarse grens 2 uren in de rij, bij de Servische grens twee uren en bij de Hongaarse grens 4,5 uur. Orban wil geen vreemdelingen...